Bij het heengaan van een vriend. Necrologie voor Joris Gerits (1943-2016)

Yves T’Sjoen

Foto: Koen Broos

Joris de heldhaftige drakendoder van het land Moriar is niet meer. In het multimediale project Hauser van Lies van Gasse en Annemarie Estor (2013) redde het personage dat door Joris Gerits is vertolkt het postume leven van de negentiende-eeuwse vondeling Kaspar Hauser. Enkele dagen geleden, op 26 juli, heeft Joris een jarenlang gevoerde strijd verloren. In het najaar verschijnt de tekst die Joris een week voor zijn dood bezorgde als toelichting bij een graphic poem door Lies van Gasse gebaseerd op het honderdvijftig regels omvattende gedicht ‘Exodus’ van Hugues C. Pernath. Dat een tekst over precies dit dichtwerk van deze Antwerpse dichter het slotakkoord markeert van een academische loopbaan, zie ik niet als een toevallige speling van het lot.

Academia is niet de stamkroeg van een vriendenvereniging. Vriendschap is een schaars goed in universitaire kringen. Mijn Antwerpse collega heb ik nochtans vele jaren als een oprecht en belangstellend vriend mogen beschouwen. Zelden kruiste een meer zachtaardig en genereus mens mijn pad. Ik herinner me ons gesprek naar aanleiding van een onderzoeksdag georganiseerd door de Vlaamse Vereniging voor Algemene en Vergelijkende Literatuurwetenschap (VAL). Joris Gerits sprak aan de universiteit in Antwerpen over Luceberts gedicht ‘Aan Lesbia’ in de bundel amulet. Zonder te grossieren in theoretisch abracadabra legde hij het publiek omzichtig een interpretatieve benadering voor. De spreker ving zijn referaat aan met een door mij zelden gehoorde indringende voordracht van “de oude meepse barg ligt / nimmermeer in drab / maar voorgoed op / zachte kussens onder – uitgerekend – / de weelderigste boom […]”. Wat volgde was een proeve van openlezen zoals in de hermeneutiek zelden wordt ondernomen. De neerslag van de lezing is getiteld ‘Hoe inelkaargewikkeld of hoe implicerend moet een gedichtinterpretatie zijn? Over ‘Aan Lesbia’’ (VAL-Cahier 24, red. D. de Geest & P. Pelckmans, 2004). Het was niet ons eerste gesprek maar het is een moment dat ik nog steeds koester. Toen ik de overlijdensbrief ontving, nadat Joris’ levenspartner Joske enkele vrienden en collega’s per mail al had geïnformeerd over het heengaan, was dat de eerste filmische herinnering die me voor de geest kwam.

Revolver. Hugues C. Pernath-nummer, naar aanleiding van de twintigste verjaardag van het overlijden van de dichter, samengesteld door Joris Gerits en Gerd Segers. Antwerpen: Revolver, 1995, 75 p. [= Revolver, 22 (1995) 1]

Joris Gerits promoveerde destijds aan de KU Leuven op een proefschrift over de poëzie van Hugues C. Pernath. Hij geldt in de neerlandistiek als de meest onderlegde Pernath-specialist. Elk van zijn vele wetenschappelijke en essayistische bijdragen munt uit door een helderheid van formulering, inzicht in en liefde voor dat beklemmend en weerbarstig dichterlijk oeuvre. Jarenlang, tot zijn overlijden, was hij de secretaris van het Pernath Fonds. Op zijn vriendelijk verzoek trad ik medio jaren negentig toe tot het bestuur. Ik meen mij te herinneren dat het Pernath-themanummer van Revolver (1995), waarin onder anderen wij beiden een tekst publiceerden, de aanleiding was voor de eervolle uitnodiging. Tien jaar later, in 2005, mocht ik samen met Marleen Smeyers (Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie) en Joris Gerits de wetenschappelijke editie Gedichten van Pernath samenstellen. Tijdens de editievergaderingen heb ik niet alleen een belezen en erudiet collega ontmoet. Joris stond trouwens mee aan de wieg van een poëziereeks met wetenschappelijke tekstedities bij Lannoo en Atlas, later verder gezet door Academic & Scientific Publishers (Brussel) en W∞lf (Gent). In zijn kantoor aan de universiteit hebben we samen met Benno Barnard en Emile Brugman de contouren van de boekenreeks uitgetekend. Joris was daarenboven een bijzonder aimabel en luisterbereid mens, iemand die niet alleen over boeken ging maar die vriendschap en liefde hoog in het vaandel voerde. Ook al is Joris Gerits tijdens de Tweede Wereldoorlog geboren (september 1943) en legde hij zijn academisch parcours af op een moment dat ik nog op de schoolbanken zat, de generatiekloof met een gearriveerde professor heb ik nooit ervaren. Af en toe belden we, we mailden en ontmoetten elkaar. Niet alleen de poëzie en de academische sores, ook voetbal en KV Mechelen, de kinderen, zelfs de ignatiaanse pedagogie en het belang van “En todo amar y servir” van Ignatius van Loyola – Joris zeer vertrouwd als oud-jezuïet – passeerden de revue. En helaas die vreselijke ziekte. Ze waren onderwerp van onze gesprekken. In het kille tochtgat van de Vlaamse letterkundige neerlandistiek hebben zulke momenten de waarde van een zeldzame lichtstraal, een warmtebron waarin het prettig toeven is.

Hugues C. Pernath. Gedichten. Tielt: Lannoo/Atlas, 2005

Joris Gerits, Over een soldaat. Antwerpen: Hugues C. Pernath Fonds, 2002, 32 p. (Pernath uitgave 1)

De Pernath-editie (2005) is een gezamenlijke onderneming die het kroonjuweel is van onze interuniversitaire samenwerking. Het plan voor de uitgave van Pernaths en Paul Snoeks Soldatenbrieven was hem zeer genegen en hij zou dit jaar het nawoord voor zijn rekening nemen. Begin 2017 zal de onderzoeksgroep Teksteditie Literatuur in Vlaanderen (UGent) de editie bezorgen en opdragen aan de nagedachtenis van Joris Gerits. Sinds 2002 organiseert het Pernath Fonds een reeks met Pernath-lezingen en publiceert het de bijbehorende Pernath-uitgaven. Niemand anders dan Joris Gerits zelf kon op 10 oktober 2002 in het auditorium van het Letterenhuis manmoedig de spits afbijten (‘Over een soldaat’, Pernath-uitgave 1, 2002). Sindsdien vonden alternerend lezingen en uitreikingen van de prestigieuze Pernath-poëzieprijs plaats in Antwerpen (’t Elzenveld en Letterenhuis). Onder het voorzitterschap van Joris Gerits kregen de juryvergaderingen voor de bekroning met de Pernath-prijs, in de zomermaanden hun beslag. Altijd, bijvoorbeeld ook tijdens de beraadslaging over de inzendingen voor de intussen opgedoekte interprovinciale poëzieprijs, viel me de zachtzinnigheid op waarmee hij besprekingen leidde: oprecht luisterend, oeverloos geduldig en altijd als laatste zelf aan het woord. Ik herinner me zijn zorgvuldig bijgehouden cahiers waarin hij steevast met pen en inkt en in een regelmatig verzorgd handschrift zijn lectuurnotities neerschreef. De eloquentie waarmee hij zijn eigen bevindingen formuleerde zonder te bruuskeren, zonder op te dringen of te willen overtroeven, de dichtflarden die hem waren opgevallen en die hij met de collega-juryleden wilde delen: ze zijn een blijvende herinnering. Er sprak iemand met gevoel voor poëzie, voor wie poëzie méér is dan gedrukte letters op papier of een studieobject. Poëzie was een existentiële aangelegenheid. Gerits’ inlevingsvermogen in letters en mensen heeft ertoe bijgedragen dat hij is opgenomen in het hart van velen.

Joris Gerits, 365. Dagboek. Amsterdam/ Antwerpen: Meulenhoff/ Manteau, 2007

365 voetnoten voor Joris Gerits = Revolver, 35 (2008) 2 (139) (september)

Joris Gerits, Fuga. Leuven: Uitgeverij P, 2014

Herinneringsflarden doorspekken deze dagen van afscheid. Ik herlees zijn journaal 365, het dagboek waarmee Joris Gerits in 2007 bij Meulenhoff/Manteau zijn literaire debuut maakte, en ook de dichtbundel Fuga (2014) vergezelt me dezer dagen. Gerits’ woorden in 365 indachtig, nu als toekomstig lezer, geloof ik “in deze mots d’amour en in hun bezieling” (p. 136). Ik grasduin weer in het werk van Pernath en lees “Het teken was ontzetting. Jarig in mijn schitterend woord de schaamte van het onderworpen dier / En verschrikkelijke vreugde bracht de naam die weende, warmte overwon. / Want morgen treft de morgen en door de regen dringen druppels dood” (Pernath, Gedichten, p. 83). Aan deze versregels is de titel ontleend van een boek waarin Joris het motief van moeder en zoon in Pernaths poëzie heeft geanalyseerd. De tekst sluit af met de opmerking dat het opstel “een eerbetoon aan de dichter [is] aan wiens lectuur en studie van zijn oeuvre ik de beste jaren van mijn leven heb besteed en nog vele andere jaren nadien”. De bijdrage presenteert als epiloog het gedicht ‘Eens’ van Adriaan Roland Holst. Daaruit citeer ik de omarmende strofen.

Eens zullen allen die
tussen ons kwamen,
zijn weggevallen — wie
weet nog hun namen…
[…]
Eens zal het weer regenen
stil, zoals toen aan zee —
Kom mij dan tegen en
ga met mij mee.


Morgen heeft de afscheidsplechtigheid voor Joris Gerits plaats in Keerbergen. Adieu, dichtbije en nu weer verre vriend. “Omdat het vernoemen de vriendschap […] De jagende jaren draaglijk zal maken” (Hugues C. Pernath, ‘Aan mijn vrienden, die ik niet wil vernoemen’, in Gedichten, p. 376).

Voor een overzicht van academische en culturele activiteiten van Joris Gerits verwijs ik naar Literatuurplein . 

[Overgenomen uit "Neerlandistiek. Online tijdschrift voor taal- en letterkundig onderzoek", bijdrage van 31 juli 2016.]